Op 29 oktober 2025 kiezen we een nieuwe Tweede Kamer. De Staat van de Uitvoering blijft de politiek oproepen om werk te maken van een betere publieke dienstverlening. Wat zien we hiervan terug in de (concept) verkiezingsprogramma’s van de verschillende politieke partijen die deelnemen aan de Tweede Kamerverkiezingen van 2025? We maakten een analyse van de partijprogramma’s.
Verkiezingsprogramma’s 2025 over publieke dienstverlening
Recent bepleitte Rekenkamer-president Duisenberg dat het ‘terugsnoeien van de regeljungle’ een groot verkiezingsthema moet worden. Ook de recent gepubliceerde toekomstspecial van de Staat van de Uitvoering onderstreept opnieuw de dringende noodzaak van een Grote Vereenvoudiging van bestaande wet- en regelgeving. Ook vraagt de Staat de politiek om ruimte geven aan publieke dienstverleners bij het vormgeven van nieuw beleid. Net zoals we in 2023 deden, maakten we een analyse van de verkiezingsprogramma’s van de Nederlandse politieke partijen.
Disclaimer
Dit artikel is ontstaan vanuit een behoefte inzicht te krijgen in de mate waarin de publieke dienstverlening op de agenda staat bij politieke partijen. Het is nadrukkelijk niet bedoeld als stemadvies. Ook bevat het artikel nadrukkelijk géén analyse over de uitvoerbaarheid van vakinhoudelijke thema’s, zoals wonen en zorg. Op 10 oktober publiceert het Centraal Planbureau de twaalfde editie van Keuzes in Kaart (KiK), waarin de plannen uit de verkiezingsprogramma’s zijn doorgerekend en ook stilgestaan wordt bij de uitvoerbaarheid van de plannen.
Aan de hand van de aangescherpte oproepen uit de Staat van de Uitvoering 2024, zijn de programma’s geanalyseerd. De meeste voorstellen zijn terug te vinden in de hoofdstukken over overheid, bestuur en digitalisering. Het thema leeft, zoals hieronder blijkt.
Complexiteit reduceren
De Staat van de Uitvoering riep in 2024 op:
📢 Toon ambtelijk en politiek meer inspanning en leiderschap om het tempo van complexiteitsreductie op te voeren.
Verschillende partijen staan stil bij complexiteitsreductie, al dan niet in de vorm van het verminderen van de regeldruk.

De VVD wil ‘rigoureus het mes in het regelwoud’: alle wet- en regelgeving moet worden doorgelicht, en alleen de regels die evident noodzakelijk zijn worden behouden. Onnodige complexiteit moet worden verminderd en professionals krijgen beslisruimte bij de uitvoering van beleid, zodat minder regels nodig zijn. Bovendien worden regels in principe niet ingevoerd als het Adviescollege Toetsing Regeldruk zegt dat een regel overbodig is. De SGP vindt ook dat de regering verplicht moet worden om adviezen van de ATR in principe op te volgen, tenzij zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
Ook pleit de VVD voor een Wet op regeldruk- en complexiteitsvermindering, waarin alle departementen verplicht worden om per kabinetsperiode aantoonbaar wet- en regelgeving te schrappen dan wel te versimpelen. Met een regeldruknorm moet de ervaren regeldruk binnen vijf jaar met minstens 25% gedaald zijn, waarbij de VVD kiest voor ‘one in, one out’: voor elke nieuwe regel moet er een andere regel geschrapt worden. Ook BBB stelt een harde reductiedoelstelling voor regeldruk: 25% in 4 jaar tijd. JA21 wil een ‘harde reductiedoelstelling’ en -net als de VVD- alleen nieuwe regels introduceren als er oude overbodige regels geschrapt worden. Volgens de SGP moet er eveneens een ‘uitgebreide regelschrap-operatie’ komen waarbij zeker een kwart van de regels verdwijnt. D66 wil een einde aan ‘verstikkende regeldruk’ en wil regels die niet goed werken afschaffen; er moet een brede vereenvoudigingsoperatie van regelgeving komen. Politiek, beleid en uitvoering inventariseren welke regels de oplossing van grote opgaven in de weg staan. ‘Onder leiding van een doorbraakminister met heldere doelstellingen wordt in strak tempo gewerkt aan vereenvoudiging. Hierbij doorbreken we ook de status quo van de manier waarop de noodzakelijke discussies hierover gevoerd worden.’
NSC wil dat coalitieakkoorden zich beperken tot hoofdlijnen van beleid en financiële kaders; ze leggen niet precies vast hoe de doelen bereikt worden. De ChristenUnie wil de ‘regelcongestie’ aanpakken, door bij alle bestaande (beleids-)regels af te wegen of deze nodig zijn, of ze bijdragen aan het beoogde doel en wat het kost om ze uit te voeren. Alle regels die deze toets niet doorstaan, worden afgeschaft. Verder wil de partij een jaarlijkse vereenvoudigingsdag introduceren en de regering verplichten om elk jaar een pakket met kleinere vereenvoudigingen door te voeren. D66 is ook voorstander van zo’n dag.
Het CDA spreekt over ‘regelzucht’ en pleit voor een programma vereenvoudiging van regelgeving, met als doelstelling een lagere uitvoeringslast voor zowel uitvoerders als burgers en ondernemers. Verder pleit de partij ervoor om bij nieuwe wetgeving voortaan horizonbepalingen te laten gelden, zodat wetten die een tijdelijk probleem adresseren na verloop van tijd vanzelf vervallen.
Uitvoering beter betrekken
De Staat van de Uitvoering riep in 2024 op:
📢 Open het beleidsvormingsproces en maak beleid doenbaar, uitvoerbaar en zorg (top)ambtelijk voor kwaliteitscontrole hierop
De SP wil dat overheidsbeleid ‘simpel en soepel’ wordt. Uitvoeringsorganisaties moeten de mogelijkheid krijgen om een ‘rode kaart’ uit te delen bij onuitvoerbaarheid van nieuw beleid. Ook Volt en D66 pleiten voor het recht van uitvoerders om een ‘rode kaart’ te kunnen trekken.

De VVD vindt dat het bij ingrijpende amendementen de standaard moet worden dat er een uitvoeringstoets wordt gedaan.
Als het aan NSC ligt, gaat de Kamer meer gebruikmaken van denktanks, experts en mensen met praktijkervaring. Ook moet het voor Kamerleden gebruikelijker worden om ambtenaren te raadplegen die belast zijn met de uitvoering.
Het CDA wil dat de uitvoering vroegtijdig wordt betrokken bij het opstellen van beleid. Beleid en uitvoering werken dan samen vanuit hun eigen rol om beter en uitvoerbaar beleid te maken. De politiek ‘moet niet op de stoel van de uitvoering gaan zitten’, wordt daarbij benadrukt.
Als het aan D66 ligt, krijgen uitvoeringsorganisaties een directere lijn naar de politiek. Zo moeten signalen over knelpunten de politiek bereiken. Uitvoerders rapporteren periodiek aan een vaste Kamerdelegatie over voortgang op doelen, uitvoerbaarheid en knelpunten.
Gegevensuitwisseling écht op gang brengen
De Staat van de Uitvoering riep in 2024 op:
📢 Ontwikkel een overheidsbrede digitaliseringsstrategie met meer verplichtende kaders en afspraken om het doel van één digitale overheid voor burgers en ondernemers daadwerkelijk te realiseren.

Ministerie van Digitale Zaken
Verschillende partijen willen een ministerie van Digitale Zaken oprichten. De SP wil dat dit ministerie zorgt voor een ‘gerichte aanpak om zowel de digitalisering binnen de overheid als daarbuiten in goede banen te leiden’.
Volt wil deze minister, met een eigen ministerie, het mandaat geven om de digitale infrastructuur, economische ontwikkeling, defensie, kennisontwikkeling en cybersecurity integraal aan te pakken.
GroenLinks-PvdA wil dat de digitalisering centraal gecoördineerd wordt door de minister van Digitale Zaken, voor alle overheidslagen. Om ook daadwerkelijk te functioneren als één digitale overheid, komt er een Digitale Comptabiliteitswet, als het aan de partij ligt.
NSC wil dat het Ministerie van Digitale Zaken en Staatsmodernisering, naar Duits voorbeeld, bijdraagt aan een holistische aansturing, minder verkokering en minder bureaucratie.
D66 pleit voor een bewindspersoon voor Technologie en Innovatie, met een eigen begroting en een stevig mandaat. Deze bewindspersoon moet zorgen voor focus en regie binnen de overheid om maatschappelijke doelen te bereiken, en versnippering over verschillende ministeries tegengaan.
Éen online overheidsportaal en één loket
GroenLinks-PvdA is voorstander van één loket waar je alle zaken met de overheid persoonlijk kan regelen (maar voor alle overheidszaken die burgers digitaal kunnen regelen, moet een volwaardig niet-digitaal alternatief bestaan). De SP pleit juist voor een dekkend en fijnmazig netwerk van laagdrempelige overheidsloketten, waardoor de overheid altijd in de buurt is.
De VVD wil, in plaats van een wildgroei aan loketten, dat burgers zaken op één plek kunnen regelen. Bijvoorbeeld via uitbreiding van MijnOverheid.nl. Daarbij hoeven burgers dezelfde informatie nooit meer dan één keer aan de overheid aan te leveren. Wel zorgt de VVD dat telefonische en fysieke loketten altijd beschikbaar zijn voor mensen die daar de voorkeur aan geven. NSC wil ook één online overheidsportaal, naar het Deense model, maar wil tegelijkertijd ook dat fysieke contactmogelijkheden op gemeentehuizen en informatiepunten in openbare bibliotheken beschikbaar zijn en blijven. D66 wil dat elke gemeente ten minste één overheidsloket krijgt, waar zoveel mogelijk organisaties bereikbaar zijn.
Volt pleit ervoor dat Nederland de komende jaren een digitale transformatie doorvoert waarbij de burger centraal staat. De partij kijkt hierbij naar het ‘succesvolle Estlandse model, waar inmiddels 100% van alle overheidsdiensten digitaal beschikbaar is’. Er komt, als het aan Volt ligt, een digitale overheid die net zo gemakkelijk werkt als online bankieren; met één digitale identiteit waarmee je veilig kunt inloggen bij alle overheidsdiensten en één plek waar al je gegevens veilig bewaard worden, zodat je nooit meer dezelfde informatie hoeft in te vullen. Net als veel andere partijen, moeten er telefonische en fysieke alternatieven blijven bestaan.
ICT-systemen
De VVD wil dat er een nieuw rijksbreed ICT-team wordt opgezet, ‘dat los van verstikkende overheidsstructuren en –procedures eindeloze ICT-projecten vlot trekt’, onder andere bij uitvoeringsorganisaties. Als het aan de VVD ligt, steekt de overheid Estland naar de kroon op het gebied van digitalisering.
NSC vindt dat de vele onderliggende ICT-problemen binnen de overheid integraal en met grote urgentie moeten worden opgepakt. Om de systemen van overheidsinstellingen meer op elkaar aan te laten sluiten, moet er bovendien (verplicht) meer gebruik gemaakt worden van generieke digitale infrastructuur en open standaarden. Met de eerdergenoemde Digitale Comptabiliteitswet, wil GroenLinks-PvdA het overzicht en beheer van de overheids-ICT op orde brengen.
BBB wil dat er geleerd wordt van falende ICT-projecten binnen de overheid, door het structureel evalueren van projecten, het verbeteren van aanbestedingsprocessen en het versterken van interne expertise.
Volt wil ICT-onderhoud eenvoudig en structureel zichtbaar maken op de rijksbegroting, behandelen we ICT van de overheid minder als losse projecten.
Overige punten
Het CDA geeft aan dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming vaak efficiënte samenwerking door delen van gegevens in de weg zit. Daarom wordt de wet goed tegen het licht gehouden, en ‘daar waar voordelen voor betrokkenen evident zijn, willen we de ruimte benutten’. FvD wil de AVG helemaal afschaffen en vervangen door ‘duidelijke en praktische’ privacyregels.
NSC wil verkennen of er bij digitale dienstverlening gebruikgemaakt kan worden van een persoonlijke digitale kluis die de burger zelf beheert. Dit levert mogelijk zowel een betere waarborg van de privacy als een betere informatie-uitwisseling tussen burger en dienstverlener op.
Toekomstbestendigheid versterken
De Staat van de Uitvoering riep in 2024 op:
📢 Houd de toekomstige publieke dienstverlening op peil door slimmer en met minder mensen te werken.
Veel partijen willen de overheid kleiner maken, met minder ambtenaren.

Onder het motto ‘een dienstbare overheid is een kleinere overheid’, pleit de SP voor het stoppen met het New Public Management-denken en het vertrouwen terug te geven aan vakmensen. ‘Met minder managers en minder controledrang geven we ambtenaren de ruimte om hun werk te doen’. Organisaties worden platter gemaakt. De Roemernorm moet gehandhaafd en aangescherpt worden, en er wordt een flexibel inzetbare groep ambtenaren georganiseerd die ‘piek en ziek’ opvangen.
Volt vindt ook dat het Rijk moet gaan experimenteren met ‘robuuste, multidisciplinaire eenheden’ die werken aan grote, strategische opgaven. Met langjarige financiering en onder collectieve verantwoordelijkheid van meerdere bewindspersonen, om de hardnekkige verkokering tegen te gaan.
Ook D66 wil verkokering doorbreken. Voor de grootste overkoepelende problemen moeten doorbraakministers worden benoemd. Op beleidsniveau moeten eenheden worden ingericht die langjarig domein-overstijgend werken aan grote, strategische opgaven.
NSC streeft naar een vermindering van het aantal rijksambtenaren, waarbij uitvoeringsorganisaties ontzien worden. BBB wil een structurele apparaatskorting op ministeries (m.u.v. Defensie, I&W en VRO) en andere overheidsorganisaties (m.u.v. uitvoerende diensten).
De VVD stelt ’een strenge norm dat maximaal één op de vier medewerkers bij de Rijksoverheid mag werken in overheadfuncties’ ten opzichte van de helft nu. Om ambtenaren niet onnodig aan het werk te houden, wordt de reikwijdte van de Wet Open Overheid beperkt. Elke kabinetsperiode moet bovendien beginnen met een opschoonwet, waarbij bestaande taskforces, commissies, adviesraden en agentschappen alleen worden voortgezet als hier bewust voor wordt gekozen. Bovendien komen er verspillingsaudits, waarin gekeken wordt of hetzelfde werk niet door minder mensen kan worden gedaan.
De ChristenUnie stelt dat het aanpakken van de regeldruk ertoe leidt dat er minder ambtenaren nodig zijn. Ook het CDA (‘een effectievere overheid ook een kleinere overheid’) en de PVV (‘we zetten het mes in het uitdijende ambtenarenapparaat’) pleiten voor een slankere overheid.
JA21 pleit voor een minister voor Overheidsefficiëntie en Autonomie, die in de eerste plaats ‘het terugdringen van de sluipende groei van de bureaucratie en het stoppen van de steeds snellere groei binnen ministeries en andere overheidsinstanties’ als taak krijgt.
Enkele andere opvallende punten
In het beleidsproces worden een hoop toetsen, al dan niet structureel, uitgevoerd. Denk aan de uitvoeringstoets, doenvermogenstoets, discriminatietoets, generatietoets, wetenschapstoets en Bedrijfs- en Milieueffectentoets.
De BBB wil dat er ook een Regiotoets komt: ‘alle beleid dient een regiotoets te ondergaan die de gevolgen van beleid en de uitvoering daarvan voor regio’s en het platteland in beeld brengt’. En Volt wil dat er een digitale toets komt bij het maken van wet- en regelgeving, zodat ‘al bij het ontwerpen van nieuw beleid rekening wordt gehouden met de impact daarvan op de ICT in de uitvoering’. Ook wil Volt de generatietoets verstevigen, door er een verplichte verantwoording aan toe te voegen. De PvdD wil dat alle relevante besluiten van het kabinet worden getoetst op hun invloed op de belangen van dieren.
Een andere ingreep in het beleidsproces: VVD rekent topambtenaren af op het verminderen van onnodig procesmatig papierwerk en afvinklijstjes bij nieuw beleid.
De SP wil dat er een oplosverplichting komt voor de overheid: een dossier doorschuiven of laten liggen kan dan niet meer. Als blijkt dat een oplossing geblokkeerd wordt door wetten en regels, dan wordt de wetgevende macht daarover geïnformeerd.
NSC pleit voor een uitbreiding van de ondersteuning van de Kamer, onder meer met een Bureau voor Technologie en Bureau Begroting en Verantwoording.
Het CDA pleit naast verschillende toepassingen van AI in de publieke dienstverlening, voor een commissaris AI, die voor centrale regie zorgt en een stevigere samenwerking en data-uitwisseling stimuleert tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden. De VVD stelt dat AI kan bijdragen aan een klantvriendelijkere overheid. FvD wil breed gebruik van AI stimuleren en inzetten binnen de overheid, zodat productiviteit stijgt en minder ambtenaren nodig zijn.
Volt wil een onafhankelijke commissaris voor de rijksdienst, met het mandaat om cruciale expertise te borgen, topambtenaren te benoemen en rijksbreed organisatiebeleid te voeren. Deze maatregel moet bijdragen aan een deskundige en goed georganiseerde overheid.
GroenLinks-PvdA wil dat de democratische controle op uitvoeringsinstanties wordt versterkt, met onafhankelijke klachtencommissies, periodieke burgerpanels en structurele rapportage aan het parlement.
Conclusie
De bovenstaande analyse van de verkiezingsprogramma’s laat zien dat de publieke dienstverlening weer stevig op de agenda staat in 2025.
Of het nu gaat om een wet (VVD), programma (CDA), operatie (SGP, D66) of dag (CU, D66); vereenvoudiging en regelreductie zijn een belangrijk onderwerp in veel programma’s. Ook op het vlak van digitalisering is er opvallend veel consensus: meerdere partijen pleiten voor een ministerie van Digitale Zaken en voor één overheidsportaal, al verschillen ze in de mate waarin fysieke loketten aanwezig moeten zijn.
Op het gebied van toekomstbestendigheid -en een kleinere overheid- is ook veel overeenstemming, zij het dat er niet altijd een concreet getal aan de afslanking van de overheid wordt gekoppeld.
Ondanks de overeenstemmingen zijn er ook duidelijke verschillen in de gekozen route om de publieke dienstverlening te versterken, van harde reductienormen tot nieuwe ministeries of juist meer vertrouwen in professionals. Het beloven dan ook spannende verkiezingen te worden. Ook voor de publieke dienstverlening.